27.7  Gemengde opgaven >
1

Door twee rechthoeken met hoogte 2 aan elkaar te leggen, krijg je een nieuwe rechthoek. De oppervlakte van de nieuwe rechthoek is 2 ( 2 2 + 6 ) .

a

Schrijf de oppervlakte zonder haakjes, zo eenvoudig mogelijk.

b

Bereken de omtrek. Vereenvoudig je antwoord zoveel mogelijk.

2

Schrijf zonder haakjes, zo eenvoudig mogelijk.

3 ( 2 3 6 )

2 3 ( 2 6 3 )

1 2 ( 2 2 6 )

1 1 2 ( 2 + 6 )

3

De driehoek heeft twee zijden van 2 6 en een zijde van 4 2 .

Bereken de oppervlakte van de driehoek exact.
Vereenvoudig je antwoord.

4
a

De vergelijking x 2 = 4 heeft twee oplossingen.
Welke?

b

De vergelijking x 2 = 10 heeft ook twee oplossingen.
Welke (exact)?

De oplossingen van ( 2 x ) 2 = 10 kun je op twee manieren vinden. We zetten ze naast elkaar.

Eerste manier

Tweede manier

4 x 2 = 10

2 x = 10 of 2 x = 10

x 2 = 2 1 2

x = 1 2 10 of x = 1 2 10

x = 2 1 2 of x = 2 1 2

c

Laat zien dat de antwoorden bij beide manieren gelijk zijn, dus dat 2 1 2 = 1 2 10

d

Los de volgende vergelijkingen op twee manieren op en laat zien dat ze bij beide manieren gelijk zijn.

( 3 x ) 2 = 12

( 3 x ) 2 = 11

( 3 x ) 2 = 12

( 3 x ) 2 = 16

5
6

Als een auto plotseling uit alle macht moet remmen (een noodstop maakt), legt hij nog een aantal meters af. Dat aantal meters noemen we r . Er is een verband tussen r en de snelheid van de auto v (in km/u).
Een vuistregel is: v = 11,5 r .

Een auto heeft een noodstop gemaakt. De politie meet de remweg op: r = 25,6  meter.

a

Bereken met bovenstaande vuistregel de snelheid waarmee de auto reed in één decimaal.

b

Wat is volgens de vuistregel de remweg van een auto die met een snelheid van 100 km/u rijdt?

5s
6s

De lengte van een ribbe van een kubus noemen we en r de totale oppervlakte O .

a

Laat zien dat O = 24 als r = 2 .

b

Geef een formule voor het verband tussen O en r .

c

Bereken r exact als O = 11 .
Vereenvoudig je antwoord.

d

Herleid de formule die je in onderdeel b gevonden hebt tot r = 1 6 6 O .