27.3  Rekenregels voor wortels 1 >
1
a

Bepaal op je rekenmachine 3 , 5 , 8 en 15 .

b

Denk je dat: 3 5 = 15 ?
Denk je dat: 3 + 5 = 8 ?

Met je rekenmachine kun je alleen maar concluderen dat 3 5 en 15 ongeveer gelijk zijn.
Dat ze exact hetzelfde zijn, kun je als volgt inzien.
Als je 15 kwadrateert krijg je 15 .
Als je 3 5 kwadrateert, krijg je: ( 3 5 ) 2 = 3 5 3 5 = 3 3 5 5 = ( 3 ) 2 ( 5 ) 2 = 3 5 = 15 .

c

Ga met kwadrateren (zoals hierboven) na dat: 9 7 = 63 .

d

Welk getal moet er op de plaats van het vraagteken staan?
5 11 = ?

2
a

Bereken de schuine zijde van de rechthoekige driehoek exact, dus laat zo nodig een    -teken in je antwoord staan.

b

Hoe kun je nu zonder rekenmachine concluderen dat 3 + 5 > 8 ?

Voor alle positieve getallen p en q geldt:
p q = p q
p + q > p + q

Voorbeeld 1
In opgave 9 moest je met kwadrateren laten zien:
3 6 = 54 , 5 6 = 150 en 4 5 = 80 .
Dat kan ook met de regel p q = p q , namelijk zó:
3 6 = 9 6 = 9 6 = 54 ,
5 6 = 25 6 = 25 6 = 150 en
4 5 = 16 5 = 16 5 = 80 .

3

Schrijf zonder getal voor het    -teken zoals in voorbeeld 1.

a

2 5

5 2

5 3

b

a 5

2 a

a b


a en b zijn positieve getallen.

Vaak wordt gevraagd een wortelvorm te schrijven met een zo klein mogelijk geheel getal onder het    -teken. In plaats van 54 schrijf je dan 3 6 en in plaats van 300 schrijf je dan 10 3 .
Dit noem je: een wortel vereenvoudigen.

Voorbeeld 2
12 vereenvoudigen gaat zo:
12 = 4 3 = 4 3 = 2 3 .
5 100 vereenvoudigen gaat zo:
5 100 = 1 100 5 = 1 10 5 .

4
5

Vereenvoudig de volgende wortels.

a

8

18

28

48

b

20

40

60

80

c

7 25

7 36

7 100

3 49

4s
5s

Vereenvoudig de volgende wortels.

72

76

80

84

12 49

48 49

2 2 25

10 b 2

Opmerking:

48 vereenvoudigen gaat zo:
48 = 4 12 = 2 12 = 2 4 3 = 2 2 3 = 4 3
of in één keer:
48 = 16 3 = 4 3 .

6
a

Bereken met je rekenmachine 63 28 7 .

Dit vind je ook zonder rekenmachine als volgt:
63 = 9 7 = 3 7 en 28 = 4 7 = 2 7 , dus
63 28 7 = 3 7 2 7 7 = 0 .

b

Laat ook zonder rekenmachine zien:
160 90 10 = 0 .

Opmerking:

Voorbeeld 3
12 + 75 kun je met één wortel schrijven:
12 + 75 = 2 3 + 5 3 = 7 3 .

7
9

Schrijf met één wortel, vereenvoudig de wortels.

a

27 + 75

8 + 18

10 + 1000

b

45 20

32 8

300 3

c

a + 4 a

12 + 3 4

3 4 + 3 16

8
a

Bereken op je rekenmachine: 12 3 .

b

Kun je ook zonder rekenmachine berekenen dat 12 3 = 6 ?

c

Laat zonder rekenmachine zien dat 6 2 = 2 3 .

7s
9s

In deze opgave mag je geen rekenmachine gebruiken.

a

Schrijf met één wortel, vereenvoudig de wortels. 2 9 + 8 9 ; 1 1 4 + 11 1 4

b

Welk geheel getal moet er op de invulstreep komen?
2 3 + 2 5 + 2 7 + 2 9 = _ 2 ?

Opmerking:

Voorbeeld 4
De volgende vormen kun je met hoogstens één    -teken schrijven, met een zo klein mogelijk geheel getal onder het    -teken.
6 3 = 2 3 3 = 3 2
(of: 6 3 = 18 = 9 2 = 3 2 ).
5 20 = 100 = 10 .

10
12

Schrijf de volgende vormen met hoogstens één    -teken, vereenvoudig de wortels.

2 1 2

2 8

2 6 1 3

3 27

2 5

2 4 8

11

Welke van de volgende gelijkheden zijn waar? Leg je antwoord uit zonder rekenmachine.

2 + 1 4 = 2 1 4

9 + 16 = 25

1 + 1 + 1 + 1 = 4

1 + 100 = 101

10s
12s

Bereken voor welk getal x geldt:

a

9 + 16 = x

b

100 1 100 + 1 100 100 = x

c

7 2 x = 14

d

x 0,02 2 = 0

e

x + 12 = 300

f

1 x 1 = x + 1