20.6  Transformaties >

In hoofdstuk 13 -Symmetrie heb je kennisgemaakt met de transformaties schuiven, spiegelen en draaien. We kijken nog eens naar deze transformaties en maken daarbij gebruik van een assenstelsel.

Schuiven
1
2

Bekijk het patroon in de tekening. Door een vierkant 1 hokje naar rechts en 3 hokjes naar boven te verschuiven krijg je het volgende vierkant.

a

Neem de tabel over en vul hem in.

nummer vierkant

1

2

3

4

5

coördinaten midden

( 2,2 )

b

Geef de coördinaten van het midden van het 100 ste vierkant.

1s
2s

Het punt ( a , b ) wordt 30 eenheden naar rechts en 10 eenheden naar boven verschoven.

Geef de coördinaten van het beeldpunt.

Spiegelen
3
4
a

Neem het assenstelsel met daarin driehoek A B C over.

b

Spiegel driehoek A B C in de horizontale as en geef de coördinaten van de beeldpunten van A , B en C .

c

Spiegel driehoek A B C in de verticale as en geef de coördinaten van de beeldpunten van A , B en C .

d

Wat zijn de coördinaten van het beeldpunt van P ( 100,200 ) na:

  • spiegeling in de horizontale as;

  • spiegeling in de verticale as;

  • spiegeling in de horizontale as gevolgd door spiegeling in de verticale as?

e

Wat zijn de coördinaten van het beeldpunt van X ( a , b ) na:

  • spiegeling in de horizontale as;

  • spiegeling in de verticale as?

3s
4s

In het assenstelsel is een punt A ( a , b ) getekend.

Door punt A te spiegelen in de horizontale as krijg je een punt B .

a

Geef de coördinaten van B .

Door punt B te spiegelen in de verticale as krijg je het punt C .

b

Geef de coördinaten van C .

Door punt C te spiegelen in de horizontale as krijg je het punt D .

c

Geef de coördinaten van D .

d

Welk punt krijg je als je D spiegelt in de verticale as?

5

In het assenstelsel is lijn m getekend waarop alle punten liggen waarvan de eerste coördinaat gelijk is aan 5.

Wanneer we punt ( 3,2 ) spiegelen in deze lijn, krijg je het beeldpunt ( 7,2 ) .

a

Neem de tabel over en vul hem in. Spiegel steeds in lijn m .

punt

( 0,4 )

( 8,3 )

( 1, 2 )

( -2,5 )

beeldpunt

We spiegelen de punten P ( 100,200 ) en Q ( 30, 20 ) in lijn m .

b

Geef de coördinaten van de beeldpunten van P en Q .

6
7

In het assenstelsel is lijn n getekend waarop alle punten liggen waarvan de tweede coördinaat gelijk is aan 3.

We spiegelen de punten A ( 2,1 ) , B ( 4,6 ) en C ( 2, 1 ) in lijn n .

a

Geef de coördinaten van de beeldpunten van A , B en C .

b

Wat zijn de coördinaten van de beeldpunten van P ( 100,200 ) en Q ( 30, 20 ) na spiegeling in lijn n ?

6s
7s

In het assenstelsel is de rechthoek O A B C getekend. We kennen de hoekpunten O ( 0,0 ) en B ( a , b ) .

a

Geef de coördinaten van A en C .

Ook is lijn m getekend waarop alle punten liggen waarvan de eerste coördinaat 5 is. We spiegelen rechthoek O A B C in deze lijn. Het resultaat

noemen we rechthoek P Q R S .

b

Wat zijn de coördinaten van P , Q , R en S ?

In het assenstelsel is ook lijn n getekend waarop alle punten liggen waarvan de tweede coördinaat 3 is. We spiegelen rechthoek O A B C in deze lijn. Het resultaat noemen we rechthoek T U V W .

c

Wat zijn de coördinaten van T , U , V en W ?

Draaien
8
10

In het assenstelsel is rechthoek O A B C getekend. We draaien rechthoek O A B C om de oorsprong O over 180 met de klok mee.

a

Geef de coördinaten van de beeldpunten van A , B en C .

b

Hoe wordt een draaiing over 180 ook wel genoemd?

Door over 180 te draaien, kan rechthoek O A B C op rechthoek P Q R S worden afgebeeld.

c

Geef de coördinaten van het draaipunt.

Draai rechthoek P Q R S over 180 om het punt P ( 3, 4 ) .

d

Geef de coördinaten van de beeldpunten van P , Q , R en S .

We draaien het punt X ( a , b ) om de oorsprong over 180 .

e

Wat zijn de coördinaten van het beeldpunt van X ?

9
11
a

Neem het afgebeelde assenstelsel met daarin rechthoek O A B C over.

We draaien de rechthoek steeds over 90 om O met de klok mee. Na vier keer draaien ligt de rechthoek weer in zijn oorspronkelijke positie.

b

Teken de beelden van rechthoek O A B C na één, twee en drie keer draaien om de oorsprong O over 90 met de klok mee.

(hint)
Je kunt de draaiing uitvoeren door het assenstelsel met je passerpunt in het draaipunt (de oorsprong O ) vast te prikken.
c

Geef de coördinaten van de beelden van B bij deze draaiingen.

Draai het punt ( 100,200 ) om de oorsprong O over 90 , 180 en 270 met de klok mee.

d

Geef de coördinaten van de drie beeldpunten.

Draai het punt ( a , b ) om de oorsprong O over 90 , 180 en 270 met de klok mee.

e

Geef de coördinaten van de drie beeldpunten.

8s
10s

In het assenstelsel is opnieuw de rechthoek O A B C getekend met O ( 0,0 ) en B ( a , b ) .

a

Geef de coördinaten van het beeldpunt van B als we de rechthoek O A B C draaien om O over 180 met de klok mee.

b

Geef de coördinaten van het beeldpunt van B als we de rechthoek O A B C draaien om O over 90 met de klok mee.

Als je rechthoek O A B C draait over 180 ° om punt D ( 7,3 ) krijg je rechthoek P Q R S .

c

Wat zijn de coördinaten van P , Q , R en S ?

9s
11s

In het assenstelsel is het punt A ( 3,2 ) getekend. Wanneer we punt A over 180 draaien om punt D ( x , y ) , krijgen we punt A '.

Geef de coördinaten van A '.