rekenen

De volgorde van bewerkingen.

  • Eerst wat tussen de haakjes staat uitrekenen.

  • Machtsverheffen (waaronder worteltrekken en kwadrateren) gaat voor vermenigvuldigen en delen.

  • Vermenigvuldigen en delen gaat voor optellen en aftrekken.

Voorbeelden

  • 3 ( 2 5 ) 2 8 : ( 6 ( 4 2 ) ) = 3 ( 3 ) 2 8 : ( 6 2 ) = 3 9 8 : 4 = 27 2 = 25

  • 5 ( 4 x ) 2 = 5 16 x 2 = 80 x 2

  • 5 4 x 2 = 20 x 2

  • 3 ( 2 x 5 ) = 6 x 15

trek af van .....

Voor alle getallen a , b en c geldt:
a + ( b + c ) = a + b + c
a + ( b c ) = a + b c
a ( b + c ) = a b c
a ( b c ) = a b + c

Voorbeelden

  • 10 ( 6 x ) = 10 6 + x = 4 + x

  • 2 x ( 3 x 5 ) = 2 x 3 x + 5 = x + 5

  • 10 x 2 ( 6 x ) = 10 x + ( ‐12 + 2 x ) = ‐2 + x

  • ‐2 ( x 3 ) ( 2 x 3 ) = ‐2 x + 6 + ( ‐2 x + 3 ) = ‐4 x + 9

driehekkenprobemen

Ad en Ben hebben samen 10  euro,
Ben en Cor hebben samen 12  euro,
Cor en Ad hebben samen 15  euro.
Hoeveel heeft ieder?

Zeg dat Ad x  euro heeft, dan heeft Ben 10 x  euro en heeft Cor 15 x  euro .
Omdat Ben en Cor samen 12 euro hebben, geldt: 10 x + 15 x = 12 .
Hieruit kun je x oplossen. Je vindt:
Ad heeft 6,5 , Ben heeft 3,5 en Cor heeft 8,5  euro.

tegengestelde
  • Het tegengestelde van a noteren we als a .

  • Als twee getallen elkaars tegengestelde zijn, liggen ze symmetrisch om 0 op de getallenlijn.

  • Als twee getallen elkaars tegengestelde zijn, dan is hun som gelijk aan nul.

Voorbeelden

  • ( 3 x 2 ) = ‐3 x + 2

  • ( 2 ( x 1 ) ( x 2 ) ) = ( 2 x 2 x + 2 ) = x

  • ( 2 ( x 1 ) + ( 2 x + 7 ) ) = ( 2 x 2 + ‐2 x 7 ) = 9

  • ( x 1 ) ( 2 x 3 ) + 4 ( x 5 ) = x 1 + ( ‐2 x + 3 ) + ( 4 x 20 ) = 3 x 18

producten van tweetermen

Voor alle getallen a , b , c en d geldt:
( a + b ) ( c + d ) = a c + a d + b c + b d

Voorbeelden

  • ( 2 + x ) ( 3 x ) = 6 + x x 2

  • ( x + 2 ) ( y 3 ) = x y 3 x + 2 y 6

  • ( 2 a + 5 ) ( 3 b 2 ) = 6 a b 4 a + 15 b 10

  • ( p + 2 q ) ( q r ) = p q p r + 2 q 2 2 q r

merkwaardige producten

Voor alle getallen a en b geldt:
( a + b ) 2 = a 2 + 2 a b + b 2
( a b ) 2 = a 2 2 a b + b 2
( a + b ) ( a b ) = a 2 b 2

Voorbeelden

  • ( 3 x + 1 ) 2 = 9 x 2 + 6 x + 1

  • ( x 3 y ) 2 = x 2 6 x y + 9 y 2

  • ( 3 x + 1 ) ( 3 x 1 ) = 9 x 2 1

  • ( x 3 y ) ( x + 3 y ) = x 2 9 y 2

Omgekeerd

  • x 2 14 x + 49 = ( x 7 ) 2

  • 4 x 2 + 12 x y + 9 y 2 = ( 2 x + 3 y ) 2

  • 4 x 2 9 y 2 = ( 2 x + 3 y ) ( 2 x 3 y )

opstellen van gelijkheden

In het plaatje staan een vierkant en twee rechthoeken.
Rechthoek II is 4 cm langer en 3 cm smaller dan vierkant I.
Rechthoek III is 2 cm langer en 1 cm smaller dan vierkant I.
Hoeveel cm2 verschillen de oppervlakten van II en III?

Zeg dat vierkant I lengte en breedte a heeft, dan is:
de oppervlakte van II: ( a + 4 ) ( a 3 ) = a 2 + a 12 en
de oppervlakte van III: ( a + 2 ) ( a 1 ) = a 2 + a 2 .
Rechthoek III is dus 10 cm2 groter dan rechthoek II.