16.6  Merkwaardige producten >

Voor alle getallen a , b en c geldt:
( a + b ) 2 = a 2 + 2 a b + b 2
( a b ) 2 = a 2 2 a b + b 2
( a + b ) ( a b ) = a 2 b 2

Dit zijn de zogenaamde merkwaardige producten. De producten krijgen extra aandacht, omdat er vaak tegen gezondigd wordt.

1
4

Om te zien dat de drie formules juist zijn, hoef je alleen maar de haakjes uit te werken.
Doe dat.

2
5

Bij het eerste merkwaardige product hoort het onderstaande plaatje (voor positieve getallen a en b .

Leg uit hoe je met het plaatje kunt begrijpen dat ( a + b ) 2 = a 2 + 2 a b + b 2 .

3
6

Schrijf zonder haakjes en zo eenvoudig mogelijk:

a

( 3 x + 1 ) 2
( 3 x 1 ) 2
( 3 x + 1 ) ( 3 x 1 )

b

( x + 1 ) 2 + ( x 1 ) 2
( x + 1 ) 2 ( x 1 ) 2
( ( x + 1 ) ( x 1 ) ) 2

1s
4s

Misschien is wel de meest gemaakte fout in de wiskundelessen: ( a + b ) 2 = a 2 + b 2 . Er zijn weinig getallen waarvoor geldt dat ( a + b ) 2 = a 2 + b 2 .

Wat weet je van a en b als dit toch het geval is?

2s
5s

Bij het tweede merkwaardige product hoort het onderstaande plaatje (voor positieve getallen a en b ).

a

Leg uit hoe je daarmee kunt begrijpen dat ( a b ) 2 = a 2 2 a b + b 2 .

Bij het derde merkwaardige product hoort het volgende plaatje (voor positieve getallen a en b ).

b

Leg uit hoe je daarmee kunt begrijpen dat ( a + b ) ( a b ) = a 2 b 2 .

3s
6s

Met behulp van een merkwaardig product kun je handig rekenen.

a

Bereken ( 1 1 2 ) 2 , ( 2 1 2 ) 2 , ( 3 1 2 ) 2 , ( 4 1 2 ) 2 en ( 5 1 2 ) 2 .

De uitkomsten hebben een mooie regelmaat. Ze zijn allemaal een geheel getal plus een kwart. Bijvoorbeeld ( 3 1 2 ) 2 = 12 1 4 . En het gehele deel 12 heeft weer iets met 3 te maken.

b

Wat?

c

Welke formule vermoed je voor ( n + 1 2 ) 2 ?

d

Ga na dat ( n + 1 2 ) 2 en n ( n + 1 ) + 1 4 inderdaad gelijk zijn.

e

Kun je nu uit je hoofd het kwadraat van 10 1 2 uitrekenen?

De term "merkwaardig" komt van "opmerkenswaardig" : de moeite van het onthouden waard, zou je dat (vrij) kunnen vertalen. De drie merkwaardige producten zijn onder die naam pas eind negentiende eeuw in het onderwijs terecht gekomen.

7

In opgave 1 heb je bij een getal n vier getallen gemaakt: n 2 , n 1 , n + 1 en n + 2 . Je hebt ontdekt dat geldt: ( n 1 ) ( n + 1 ) ( n 2 ) ( n + 2 ) = 3 .

a

Toon met behulp van een merkwaardig product aan dat dit inderdaad voor elk getal n geldt.

In opgave 2 heb je bij drie opvolgende getallen n , n + 1 en n + 2 ontdekt dat n 2 + ( n + 2 ) 2 2 ( n + 1 ) 2 = 2 .

b

Toon met behulp van een merkwaardig product aan dat dit inderdaad voor elk getal n geldt.

De merkwaardige producten worden vooral "van rechts naar links" gebruikt, dus als:

  • a 2 + 2 a b + b 2 = ( a + b ) 2

  • a 2 2 a b + b 2 = ( a b ) 2

  • a 2 b 2 = ( a + b ) ( a b )

8

Schrijf op deze manier als kwadraat of als product van twee tweetermen.

a

x 2 + 16 x + 64
x 2 16 x + 64
x 2 64

b

4 x 2 + 12 x + 9
4 x 2 12 x + 9
4 x 2 9

c

100 x 2 + 20 x y + y 2
100 x 2 20 x y + y 2
100 x 2 y 2

9
a

Maak een tabel voor x 2 4 x + 4 kies voor x waarden tussen 3 en 5 .

Voor elk van de getallen in de tabel is x 2 4 x + 4 groter dan of gelijk aan 0. Dat is geen toeval.

b

Schrijf x 2 4 x + 4 als kwadraat.

c

Leg uit hoe je hieraan kunt zien dat x 2 4 x + 4 inderdaad positief of 0 is voor alle waarden van x .

10
11
a

Leg uit dat x 2 20 x + 100 altijd positief of 0 is, wat je ook maar voor x invult.

b

Als je voor x alle mogelijke getallen invult, welke waarden kunnen er dan uit x 2 20 x komen?

c

En uit x 2 20 x + 37 ?

10s
11s
a

Welke waarden kan x 2 + 10 x + 49 aannemen?

De kleinste waarde die x 2 + 16 x + ... kan aannemen is 5.

b

Welk getal moet op de ... staan?