1

De amplitude is 10 , de periode van P is 12 , dus die van Q is 4 . De uitwijking is maximaal t = 0 , dus op 3 4 van de periode, dus op t 0 = 3 gaat de beweging stijgend door het evenwicht. Een fomule is dus: u Q = 10 sin ( 1 2 π ( t 3 ) ) .

2
a

2 π

b

Bijvoorbeeld de lijn x = 1 2 π ; lim x 1 2 π f ( x ) = .

c

tan ( π x ) = tan ( x ) en tan ( π + x ) = tan ( x ) ;
sin ( π x ) = sin ( x ) en sin ( π + x ) = sin ( x ) , dus f ( π x ) = f ( π + x ) .
De grafiek van f is puntsymmetrisch ten opzichte van ( π ,0 ) .

d

f ( x ) = 1 4 cos 2 ( x ) 2 cos ( x ) , dus f ( x ) = 0 x = ± 1 3 π + k 2 π .
De (relatieve) maxima zijn f ( 1 3 π + k 2 π ) = 3 4 3 en de (relatieve) minima: f ( 1 3 π + k 2 π ) = 3 4 3 , voor alle gehele waarden van k .

3
a

f ( x ) = x + x x 2 1 , dus lim x ± f ( x ) x = lim x ± x x 2 1 = 0 , dus y = x is scheve asymptoot.
De lijnen x = 1 en x = 1 zijn verticale asymptoot want bijvoorbeeld
lim x 1 f ( x ) = en lim x 1 f ( x ) = .

b

f ( x ) = x 2 ( x 2 3 ) ( x 2 1 ) 2 , dus f ( x ) = 0 x = 0  of  x = ± 3 .
Voor x = 0 geen extreme waarde, f ( 3 ) = 1 1 2 3 is een minimale waarde van f ( 3 ) = 1 1 2 3 is een maximale waarde van f ( x ) .

c

Tussen 1 en 1 neemt f ( x ) alle waarden kleiner of gelijk aan 0 aan; rechts van 1 en links van 1 alle waarden kleiner dan 1 .
Samengevat: alle waarden kleiner dan 1 .

4
a

x ligt in het domein als x 2 3 of als x 2 3 .

b

Omdat bijvoorbeeld 2 meer dan één origineel heeft, want f ( 4 ) = f ( 4 ) = 2 .

c

f inv ( x ) = x 2 + 12

d

f inv ( x ) = x 2 + 12

5
a

f ( x ) = 0 1 2 x 3 = x 2 + 12 , dus (kwadrateer) 1 4 x 2 3 x + 9 = x 2 + 12 x 2 + 4 x + 4 = 0 , dus x = 2 . (Controleren!)

b
c

f ( x ) = 1 2 + x x 2 + 12 ; f ( x ) = 0 x = 2 ,
De extreme waarde is f ( 2 ) = 0 .

d

De functie x x 2 + 12 heeft twee scheve asymtoten, namelijk de lijn y = x (als x ) en de lijn
y = x (als x ).
Dus f ( x ) 1 2 x 3 + x
als x en f ( x ) 1 2 x 3 x
als x .
De grafiek heeft twee scheve asymptoten:
- de lijn y = 1 1 2 x 3 , want lim x f ( x ) ( 1 1 2 x 3 ) = lim x x + x 2 + 12 = 0 .
- de lijn y = 1 2 x 3 , want lim x f ( x ) - ( 1 2 x 3 ) = lim x x + x 2 + 12 = 0 .

6
a

B bevindt zich op de x -as cos ( 2 t ) = 0 t = 1 4 π , 3 4 π ,1 1 4 π ,1 3 4 π .
Als t = 1 4 π , dan is A  in  ( 1 2 2 , 1 2 2 ) , dus A bevindt zich dan op de lijn y = x ,
als t = 3 4 π , dan is A  in  ( 1 2 2 , 1 2 2 ) , dus A bevindt zich dan op de lijn y = x , als t = 1 1 4 π , dan is A  in  ( 1 2 2 , 1 2 2 ) , dus A bevindt zich op de lijn y = x ,
als t = 1 3 4 π , dan is A  in  ( 1 2 2 , 1 2 2 ) , dus A bevindt zich op de lijn y = x .

b

Lijnstuk A B is horizontaal als 2 cos ( 2 t ) = cos ( t ) , Deze vergelijking oplossen met de SOLVER van de GR geeft bijvoorbeeld met cos ( t ) < 0 : t = 2,21.. of t = 4,08... .
De coördinaten van A zijn dan (ongeveer) ( 0,8 ; 0,6 ) (of ( 0,8 ; 0,6 ) en de coördinaten van B zijn dan (ongeveer) ( 1,9 ; 0,6 ) (of ( 1,9 ; 0,6 ) .

c

O A = ( sin ( t ) cos ( t ) ) en A B = ( 2 sin ( 2 t ) sin ( t ) 2 cos ( 2 t ) cos ( t ) ) , dus O A A B = 0 sin ( t ) ( 2 sin ( 2 t ) sin ( t ) ) + cos ( t ) ( 2 cos ( 2 t ) cos ( t ) ) = 0 2 cos ( 2 t t ) = 1 cos ( t ) = 1 2 , dus t = 1 3 π .

7
a

f ( x ) = 2 x 2 , dus de raaklijn heeft richtingscoëfficiënt f ( 2 ) = 1 2 en een vergelijking van de raaklijn is dus: y = 1 2 x + b , omdat A op de lijn ligt geldt: b = 2 .

b

Het snijpunt van de raaklijn met de y -as noemen we C , de projectie van A op de x -as noemen we B en het snijpunt van de grafiek van f met de x -as noemen we D , dan D ( 1 2 ,0 ) .
De oppervlakte van trapezium O B A C is: 1 2 2 ( 2 + 3 ) = 5 .
De oppervlakte van het gebied begrensd door de X -as, de grafiek van f en lijnstuk A B is: 1 2 2 f ( x ) d x = 4 x 2 ln x | 1 2 2 = 6 4 ln 2 .
De gevraagde oppervlakte is dan:
5 ( 6 4 ln 2 ) = 4 ln 2 1 .

c

f is de ketting OMG Maal 2 Tegen Plus 4 , dus f inv is de ketting Min 4 Tegen DD 2 OMG dus f inv ( x ) = 2 4 x . We moeten dus de maximale waarde van de functie g met g ( x ) = 4 2 x 2 4 x hebben. g ( x ) = 2 x 2 2 ( 4 x ) 2 , dus g ( x ) = 0 ( 4 x ) 2 = x 2 x = 2 , het maximum is dus g ( 2 ) = 2 .
Opmerking
Je kunt de formule voor f inv ( x ) ook vinden door in de formule y = 4 2 x , de y en x te verwisselen en daarin de y 'vrij' te maken.
x = 4 2 y 4 x = 2 y y 2 = 1 4 x y = 2 4 x , dus f inv ( x ) = 2 4 x .

8
a

f 7 ( x ) = 8 x 2 8 x 16 ( 2 x 1 ) 2 ; f 7 ( x ) = 0 8 x 2 8 x 16 = 0 x = 1  of  x = 2 , dus de toppen zijn ( 1, 3 ) en ( 2,9 ) . De afstand tussen deze punten is ( 2,9 ) .

b

4 x 2 + 2 x 2 x 1 = 2 x + 2 + 2 2 x 1 , dus p = q = 2 en | f 0 ( x ) ( p x + q ) | = | 2 2 x 1 | en | 2 2 x 1 | < 0,001 2 x 1 2 > 1000  of  2 x 1 2 < 1000 , dus x < 999,5 of x > 1000,5 .

c

2 x 1 = 0 als x = 1 2 , dus moet 4 x 2 + 2 x + a = 0 zijn voor x = 1 2 , dus a = 2 .
lim x 1 2 f ( x ) = lim x 1 2 ( 2 x 1 ) ( 2 x + 2 ) 2 x 1 = lim x 1 2 2 x + 2 = 3 .
De perforatie is dus ( 1 2 ,3 ) .

9
a

x = 2 en y = 2

b

Het punt van symmetrie is ( 2, 2 ) . Er geldt namelijk f ( 2 + x ) + f ( 2 x ) = ( 2 + x ) 2 x + ( 2 x ) 2 x = = 2 2 x x + 2 2 x x = 4
Als je de grafiek op de GR tekent, zie je dat de lijn y = x symmetrieas is. Dit kun je aantonen door te laten zien dat de functie zijn eigen inverse is.
f ( f ( x ) ) = 2 ( 2 x 2 x + 2 ) 2 2 x 2 x + 2 + 2 x + 2 x + 2 = 4 x + 4 2 x 4 2 x 2 + 2 x + 4 = x , dus f is zijn eigen inverse, want f ( f ( x ) ) = x voor alle x behalve x = 2 .

10
a

We verdelen het kruis in vier rechthoeken (gearceerd) en een vierkant. De rechthoeken zijn 2 sin ( t ) bij cos ( t ) sin ( t ) en het vierkant heeft zijden 2 ( cos ( t ) sin ( t ) ) .
De oppervlakte van het kruis is dus: O ( t ) = 4 2 sin ( t ) ( cos ( t ) sin ( t ) ) + 4 sin 2 ( t ) = 8 sin ( t ) cos ( t ) 4 sin 2 ( t )
= 4 sin ( 2 t ) + 2 cos ( 2 t ) 2 , want 2 sin ( t ) cos ( t ) = sin ( 2 t ) en 2 sin 2 ( t ) = 1 cos ( 2 t ) .

b

Als O ( t ) maximaal is, dan is cos ( 2 t ) 4 sin ( 2 t ) , dit levert het gevraagde antwoord als je deelt door 4 cos ( 2 t ) .

c

Dan 2 cos ( 2 t ) = sin ( 2 t ) , verder: sin 2 ( 2 t ) + cos 2 ( 2 t ) = 1 , dus sin ( 2 t ) = 2 5 5 en cos ( 2 t ) = 1 5 5 .

d

2 5 2

11
a

f ( x ) = x 2 4 x + 6 = ( x 2 ) 2 + 2 , dus a = 2 en er moet 2 eenheden naar rechts verschoven worden.

b

De asymptoten van de grafiek van g zijn de lijnen y = ± x ; de asymptoten van de grafiek van f vind je door deze twee eenheden naar rechts te schuiven, je krijgt de lijnen met vergelijking y = ± ( x 2 ) .

c

De eerste coördinaat van P noemen we a , dan f ( a ) = f ( a ) a , dus a 2 a 2 4 a + 6 = a 2 4 a + 6 a a 2 4 a + 6 = a ( a 2 ) , dus a = 3 en P = ( 3, 3 ) .