14.5  GeoGebra practicum Lissajousfiguren >
1
a

-

b

De hoogste punten krijg je als sin ( 2 t ) = 1 t = 1 4 π , 1 1 4 π , de coördinaten van die punten zijn: ( 5 2 ,5 ) en ( 5 2 ,5 ) .
De laagste punten krijg je als sin ( 2 t ) = 1 t = 3 4 π , 1 3 4 π , de coördinaten van die punten zijn: ( 5 2 , 5 ) en ( 5 2 , 5 ) .
De verticale component van de snelheidsvector is 0 .

c

( 10 sin ( t ) 10 cos ( 2 t ) )

d

De verticale component van de snelheidsvector is 0 .

e

Het meest rechtste punt krijg je als cos ( t ) = 1 , dus als t = 0 , de coördinaten van dat punt zijn: ( 10,0 ) .
Het meest linkse punt krijg je als cos ( t ) = 1 , dus t = π , de coördinaten van dat punt zijn: ( 10,0 ) .
De horizontale component van de snelheidsvector is 0 .

f

Dan geldt: cos ( t ) = sin ( 2 t ) = 0 , dus t = 1 2 π of t = 1 1 2 π . De snelheidsvector heeft dan lengte 10 2 .

2
a

De amplitude van x = 2 en van y = 1 .

b

Zie figuur op de volgende bladzijde.

figuur bij opgave 49
c

x ( t ) = 2 cos ( t ) en y ( t ) = sin ( 3 t ) .

d

-

3
a

De y -coördinaat is 5 keer maximaal en 5 keer minimaal op [ 0,2 π ] , dus 5  periodes op [ 0,2 π ] .
De x -coördinaat is 4 keer maximaal en 4 keer minimaal op [ 0,2 π ] , dus 4  periodes op [ 0,2 π ] .

b

( x , y ) = ( sin ( 4 t ) , sin ( 5 t ) )

4
c

-

b

cos ( t ) = 0,7 t = ± 0,80 + k 2 π
Als t = 0,80 , krijg je sin ( 2 t ) = 1,00 en als t = 2 π 0,80 dan vind je sin ( 2 t ) = 1,00 , dus de punten zijn: ( 1,00 ; 0,7 ) en ( 1,00 ; 0,7 ) .

c

sin ( 2 t ) = 0,7 2 t = 0,78 + k 2 π  of  2 t = π 0,78 + k 2 π .
Je vindt zo de punten: ( 0,7 ; 0,93 ) , ( 0,7 ; 0,93 ) , ( 0,7 ; 0,38 ) , ( 0,7 ; 0,38 ) .

d

Omdat een vergelijking van de vorm sin ( t ) = a of cos ( t ) = a meer dan één oplossing heeft op [ 0,2 π ] . Die oplossingen hebben bij gelijke waarde van de sinus, verschillende waarden voor de cosinus en omgekeerd.

e

De snelheidsvector is ( 2 cos ( 2 t ) sin ( t ) ) . Het bewegend punt is in ( 0,0 ) als
t = ± 1 2 π + k 2 π . De snelheidsvectoren zijn dan ( 2 ‐1 ) en ( 2 1 ) . Na verticale vermenigvuldiging met a , krijg je de vectoren ( 2 a ) en ( 2 a ) . Deze vectoren moeten inproduct 0 hebben, dus a = ± 2 .

f

Als q = 2 , gaat het bewegende punt door ( 0, 1 2 ) voor t = 2 3 π en t = 1 1 3 π . De snelheidsvector op tijdstip t is: ( 3 cos ( 3 t ) 2 sin ( 2 t ) ) . Op die tijdstippen is de snelheidsvector ( 3 3 ) en ( 3 3 ) .
De gevraagde hoek noemen we α, dan cos ( α ) = 3 3 3 3 12 = 1 2 , dus de hoek is 60 ° .

5
a

( p cos ( p t ) q sin ( q t ) ) en als t = 0 , dan is sin ( q t ) = 0 en cos ( p t ) = 1 .
De grootte is p .

b

Dan moeten de snelheden in de x - en de y -richting 0 zijn, dus cos ( 3 t ) = 0 én sin ( 4 t ) = 0 .
Dus t = 1 6 π + k 1 3 π én t = m 1 4 π voor zekere gehele waarden van k en m . Dus t = 1 2 π of t = 1 1 2 π .

c

De snelheid in de x -richting is 0 als cos ( t ) = 0 , dus als t = 1 2 π of t = 1 1 2 π , maar sin ( 3 1 2 π ) = 1 en sin ( 3 1 1 2 π ) = 1 .

d

In punten waar de kromme niet vloeiend gesloten is, daar keert het punt om. Daar is de snelheid dus 0 .

6
a

-

b

x = 0 t = 1 2 π + k π en cos ( q ( 1 2 π + k π ) ) = 0 als q oneven is en anders cos ( q ( 1 2 π + k π ) ) = ± 1 .

c

Als 1 < x < 1 , dan cos ( t ) = x voor precies twee waarden van t tussen 0 en 2 π .
Als de een zeg maar α is, dan is de ander 2 π α en cos ( q ( 2 π α ) ) = cos ( q α ) en dat is dezelfde y -waarde als bij t = α .

d

y = cos ( 2 t ) = 2 cos 2 ( t ) 1 = 2 x 2 1 , dus de functie is: x 2 x 2 1 .