1
a

t

0

1

2

3

4

5

6

x

0

20

40

60

80

100

120

y

0

25

40

45

40

25

0

b
c

y = p ( x 60 ) 2 + 45 , gaat door ( 0,0 ) , dit geeft p = 1 80 , een vergelijking is dus: y = 1 80 ( x 60 ) 2 + 45 .

d

t = 1 20 x invullen in y = 30 t 5 t 2 geeft dezelfde vergelijking in x en y .

2

-

3
a
b

Zie figuur.

4
a

A F = 2 en afstand tot r = 2 ; B F = 5 en afstand tot r = 5 ; C F = 10 en afstand tot r = 10 .

b

Noem dat punt ( a ,5 ) , met a > 0 , dan is de afstand tot de y -as a en de afstand tot F is ( a 2 ) 2 + 25 .
( a 2 ) 2 + 25 = a 2 4 a + 29 = 0 a = 7 1 4 , dus het punt is ( 7 1 4 ,5 ) .

5
a

Zie volgend onderdeel.

b
Een vergelijking van zo’n figuur
6
a

y + 2

b

De afstand van P ( x , y ) tot F ( 0,2 ) is: x 2 + ( y 2 ) 2 .
de afstand van P tot r is y + 2 .

c

Kwadrateren geeft: x 2 + ( y 2 ) 2 = ( y + 2 ) 2 ; haakjes wegwerken geeft: x 2 = 8 y .

7
a

y + c

b

x 2 + ( y c ) 2 = y + c

c

Kwadrateren geeft: x 2 + ( y c ) 2 = ( y + c ) 2 x 2 = 4 c y .

8
a

Een vergelijking van de parabool is x 2 = 4 c y . Het punt ( 2,6 ) voldoet aan de vergelijking, dus c = 1 6 . Dus het brandpunt F = ( 0, 1 6 ) en de richtlijn r is de lijn y = 1 6 .

b

Een vergelijking van de parabool is x 2 = 4 c y . Het punt ( 2,‐6 ) voldoet aan de vergelijking, dus c = 1 6 . Dus het brandpunt F = ( 0, 1 6 ) en de richtlijn r is de lijn y = 1 6 .

9

We nemen de x -as horizontaal en de y -as verticaal door F . Er geldt: x = v t en
y = 5 t 2 . Er is een waarde van t met: 4 = v t en 4 = 5 t 2 , dus t = 2 5 5 en v = 2 5 m/s.

Raaklijnen aan parabolen
10
a

m is de middelloodlijn van F V . Q ligt op m en W is de loodrechte projectie van Q op m . F Q = Q V , want m is de middelloodlijn van F Q = F V . Q W < Q V , want het kortste verbindingslijnstuk van Q met r staat loodrecht op r .

b

Uit a volgt dat Q dichter bij r dan bij F ligt, dus volgens de definitie ligt Q buiten de parabool.

c

Zie de figuur. Het verhaal blijft precies hetzelfde.

figuur bij opgave 60c
11
a

Het voetpunt van A noemen we V , dan V ( 0,2 ) . De raaklijn is de middelloodlijn van de punten ( 0,2 ) en ( 2,0 ) , dat is de lijn y = x .

b

Het voetpunt van B noemen we W , dan W ( 0,4 ) , W F is normaalvector van de middelloodlijn van W F . Het midden van W F is: ( 1,2 ) , dus middelloodlijn - dat is de raaklijn in B - heeft vergelijking x 2 y + 3 = 0 .

12
a

De bijbehorende waarde van c = 1 2 . (Hier zijn wel de rollen van de assen verwisseld.) Het brandpunt is F ( 1 2 ,0 ) en de richtlijn r heeft vergelijking x = 1 2 .

b

Het voetpunt V van A ( 2,2 ) is ( 1 2 ,2 ) . V F is een normaalvector van de raaklijn. De raaklijn gaat door het midden van V F , dus heeft vergelijking x 2 y + 2 = 0 .

c

Een formule voor de functie is y = 2 x .
d y d x = 1 2 x , dus de raaklijn in A ( 2,2 ) heeft helling 1 2 . Je vindt dus hetzelfde resultaat als in b.

13
a

Teken de vouwlijn, dit is de bissectrice van hoek B P F . Dan is Q is het snijpunt van de vouwlijn en B C .

b

Teken het spiegelbeeld F van F in de vouwlijn. Teken in F een loodlijn op lijn A B . Dan is R het snijpunt van deze loodlijn met lijn P Q .

c

B Q = B Q = C Q , dus B ligt dus op de cirkel met middellijn B C . Uit de omgekeerde stelling van Thales volgt dan dat B C B recht is.

14
a

y = a + 3 invullen in x 2 + ( y 2 ) 2 = a 2 geeft: x 2 + ( a + 1 ) 2 = a 2 x 2 = 2 a 1 . Deze vergelijking in x heeft geen oplossingen als 2 a 1 < 0 a > 1 2 .

b

In onderdeel a kun je zien dat je voor a = 1 2 de top van de parabool moet krijgen. De top zou dan ( 0,2 1 2 ) moeten zijn, het brandpunt ( 0,2 ) (vanwege de cirkels om ( 0,2 ) ). De richtlijn moet dan de lijn y = 3 zijn. Inderdaad: de punten op de lijn y = a + 3 hebben afstand | a | tot de lijn y = 3 en de punten x 2 + ( a + 3 ) 2 = a 2 hebben afstand | a | tot ( 0,2 ) .

c

Voor a = y 3 invullen in x 2 + ( y 2 ) 2 = a 2 geeft:
x 2 + ( y 2 ) 2 = ( y 3 ) 2 x 2 + 2 y = 5 (of: y = 1 2 x 2 + 2 1 2 ).