13.5  De afgeleide van logaritmische functies >
1

We bekijken opnieuw een bacteriekolonie die zich elk uur verdubbelt; op tijdstip 0 is er 1 mg bacteriën. Het aantal bacteriën op tijdstip t noemen we h ( t ) ; t in uren, h ( t ) in mg. Er geldt: h ( t ) = 2 t . Meestal beschouwen we h als functie van t , maar nu draaien we de zaak om en bekijken t als functie van h : t ( h ) is het tijdstip waarop er h mg bacteriën is.

a

Maak een tabel zoals hieronder en vul die in.

h

1 4

1 2

1

2

4

8

t

b

Geef een formule voor t als functie van h en teken de grafiek op de GR; h op de horizontale as en t op de verticale as.

Als h groter wordt, neemt t ook toe. We willen weten hoe snel t groeit als functie van h .

c

Als h groter wordt, neemt de groeisnelheid van t dan toe of juist af?

d

Bereken met een rekenschema hoe groot de groeisnelheid van t ongeveer is als h = 1 .

e

Teken op de GR de raaklijn aan de grafiek in het punt met h = 1 .
Hoe groot is de groeisnelheid van t als h = 1 ?

f

Bereken met een rekenschema de groeisnelheid van t als h = 2 .

2

Je antwoord op vraag opgave 62e was (hopelijk) 1,442 en op vraag f 0,721 . De groeisnelheid van t bij h = 2 half zo groot als bij h = 1 . Allicht, want als je twee keer zo veel bacteriën hebt, groeit de kolonie twee keer zo snel en is er dus half zo veel tijd nodig.

a

Weet je nu ook wat de groeisnelheid van t is als h = 4

b

En als h = 7 ? En als h = 10 ?

Conclusie
De groeisnelheid van t als functie van h is 1,442 h .
Hierin is 1,442 een benadering.

3

Gegeven zijn de punten A ( 3,1 ) en B ( 5,2 ) en de lijn met vergelijking y = x . De spiegelbeelden van A en B in die lijn noemen we respectievelijk C en D .

a

Teken de lijn en de vier punten in een assenstelsel.

b

Wat is de helling van lijn A B ? En van lijn C D ?

c

Wat is in het algemeen het verband tussen de helling van een lijn en de helling van zijn spiegelbeeld in de lijn y = x ?

Twee lijnen, niet evenwijdig aan de coördinaatassen, die elkaars spiegelbeeld zijn in de lijn y = x , hebben omgekeerde richtingscoëfficiënten.
Dus als de ene lijn richtingscoëfficiënt a heeft, heeft de ander richtingscoëfficiënt 1 a .

4

We bekijken de functies f en g , met f ( x ) = 2 x en g ( x ) = 2 log ( x ) .
Als ( a , b ) op de grafiek van g ligt, dan 2 log ( a ) = b

a

Schrijf dit verband tussen a en b zonder logaritmen.

Uit het antwoord van a volgt: als ( a , b ) op de grafiek van g , dan ( b , a ) op de grafiek van f .
De functies f en g zijn elkaars inverse; de grafieken van f en g zijn elkaars spiegelbeeld in de lijn y = x
Hieronder zijn de grafieken getekend.

b

Geef een formule voor f ( x ) .

De helling van de grafiek van f in ( 3,8 ) is dus: 8 ln ( 2 ) .

c

Ga dat na.
Wat is dus de helling van de grafiek van g in ( 8,3 ) ?

We nemen een punt ( a , b ) op de grafiek van f . Het spiegelbeeld ( b , a ) ligt dan op de grafiek van g .

d

Wat is de helling van de grafiek van g in ( b , a ) ?

Uit het antwoord op de voorgaande vraag volgt: g ( b ) = 1 b ln ( 2 )

e

Ga na dat deze waarde overeenkomt met de conclusie na opgave 63.

Wat hierboven met grondtal 2 is gedaan, kun je natuurlijk voor elk grondtal doen.

Als y = g log ( x ) , dan y = 1 x ln ( g ) ,
anders genoteerd: d d x g log ( x ) = 1 x ln ( g ) .
In het bijzonder: d d x ln ( x ) = 1 x .

Voorbeeld:

Als y = log ( x ) , dan y = 1 x ln ( 10 ) 0,43 x .
Als y = x 2 log ( x ) , dan y = 1 2 log ( x ) + x 1 x ln ( 2 ) 2 log ( x ) + 1,443 (productregel).
Als y = 2 log ( x ) , dan y = 1 2 2 log ( x ) 1 x ln ( 2 ) 0,721 x 2 log ( x ) (kettingregel).

5

Differentieer.

y = 5 log ( x )

y = 1 2 log ( x )

y = 2 log ( x ) + 11

y = ( 2 log ( x ) 1 ) 5

y = ln ( x 2 + 1 )

y = x 2 ln ( x )