9.7  GeoGebra practicum >
1
a

2 x y + 2 t + 1 = 0

b

-

c

Voor t = x + y invullen in 2 x y + 2 t + 1 = 0 geeft:
2 x y + 2 ( x + y ) + 1 = 0 4 x + y + 1 = 0

2
a

Op de lijn y = 1 .

b

Elimineer t bijvoorbeeld als volgt:
Vul voor t x = y in in y = t x + 2 , dit geeft: y = y + 2 y = 1 .

c

Als x = 1 en y = 1 , dan t = 1 ,
als x = 1 en y = 10 , dan t = 1 10 , dus je moet t het interval [ 1 10 ,1 ] laten doorlopen.
Je kunt het snijpunt van de twee lijnen in t uitdrukken. Je vult voor y = t x in de vergelijking van k in en je vindt: x = 1 t en y = 1 .

3
a

Als je bij k t voor y = 0 neemt, hangt de x -waarde niet van t af. Die is in alle gevallen 1 , dus de lijnen k t gaan alle door ( 1,0 ) .
Voor de lijnen m t moet je ook y = 0 nemen, je krijgt het punt ( 1,0 ) .

b

-

c

A is het punt waar alle lijnen k t doorheen gaan en B is het punt waar alle lijnen m t doorheen gaan, dan is hoek A S t B recht voor alle waarden van t , want het product van de richtingscoëfficiënten van k t en m t is 1 . Dus liggen de punten S t op de cirkel met middellijn A B (stelling van Thales).

d

Invullen in bijvoorbeeld de vergelijking van k t :
t 2 1 t 2 + 1 + t y + 1 = 0 t y = - t 2 1 t 2 + 1 1 = t 2 + 1 t 2 1 t 2 + 1 , dus t y = 2 t 2 t 2 + 1 y = 2 t t 2 + 1 .
x = t 2 1 t 2 + 1 en y = 2 t t 2 + 1 invullen in de vergelijking van m t , klopt!

e

Er is geen waarde van t waarvoor je het punt ( 1,0 ) krijgt.

4
a

-

b

Middelpunt A en straal 4 : vergelijking ( x 4 ) 2 + y 2 = 16 .

c

O A S α = 180 ° 2 α , dus uit de hoeksom van driehoek O A S α volgt A S α O = α.

d

Omdat driehoek O A S α gelijkbenig is, volgt: A S α = 4 voor elke waarde van α , dus dat de afstand van S α tot A steeds 4 is.

5
a

-

b

Middelpunt M ( 2,2 ) en straal 2 2 .

c

De driehoeken O M A , O M S en S M A zijn gelijkbenig.
M S O = M O S = 45 ° α , dus (hoekensom in driehoek M O S ): O M S = 90 ° + 2 α , dus A M S = 2 α , dus M A S = 1 2 ( 180 ° 2 α ) = 90 ° α , (hoekensom in driehoek M A S ).
Dus S A O = 45 ° + 90 ° α en S A X = 45 ° + α .

6
a

-

b

Evenwijdig als 3 α α een veelvoud van 180 graden is, dus als α = 0 , 90 , 180 , 270 graden.
Loodrecht op elkaar als 3 α α gelijk is aan 90 , 270 , 450 , ... graden.
Dus α = 45 , 135 , 225 , 315 graden.

7
a

Van k t : O ( 0,0 ) , van m t : A ( 2,0 ) .

b

-

c

y = p ( x + 1 ) 2 1 , O ( 0,0 ) op de parabool, dus p = 1 .

d

x = t en y = t 2 + 2 t .
Als je dit in de vergelijkingen van k t en m t invult, klopt het.

e

Uit y = t ( x + 2 ) en y = ( t + 2 ) x volgt t = x . Dit invullen in bijvoorbeeld y = t ( x + 2 ) geeft: y = x ( x + 2 ) .