Cirkels die elkaar raken
1

De blauwe cirkels raken de cirkel met vergelijking x 2 + y 2 = 25 uitwendig en de oker cirkels raken die inwendig.
De middelpunten van de blauwe cirkels zijn ( ‐8,0 ) en ( 8,0 ) , die van de oker cirkels ( ‐2,0 ) en ( 2,0 ) .

2
a

De cirkel met middelpunt O ( 0,0 ) en straal 3 10 .
Een vergelijking is: x 2 + y 2 = 90 .

b

Het middelpunt ligt dan op de lijn y = x .
De lijn y = x snijden met de cirkel x 2 + y 2 = 90 , geeft het middelpunt: ( 3 5 ,3 5 ) of ( ‐3 5 ,‐3 5 ) . Alleen ( 3 5 ,3 5 ) komt in aanmerking.

3
a

O R = 40 = 2 10 , O P = 8 2 + 4 2 = 4 5 en P R = 80 40 = 2 10 .

b

Hoek O R P is recht en O R = P R , dus driehoek O R P is een 45 45 90 graden driehoek. Datzelfde geldt voor driehoek O S P .

c

Lijn S R is de middelloodlijn van lijnstuk O P . Het midden van O P is M ( 4, ‐2 ) , de richtingscoëfficiënt lijn O P is 1 2 . Dus lijn S R gaat door M en heeft richtingscoëfficiënt 2 . Een vergelijking van lijn S R is dus: y = 2 x 10 .

d

Lijn S R snijden met de cirkel geeft de punten ( 2, 6 ) en ( 6,2 ) .

De afstand van twee cirkels
4
a

2

b

2 2

c

10

5
a

De eerste cirkel heeft middelpunt M ( ‐2,2 ) en straal 2 ; de tweede cirkel heeft middelpunt N ( 2, ‐3 ) en straal 3 .
M N = 41 , dus de afstand is 41 5 .

b

De cirkels gaan beide door ( 0,0 ) , dus de afstand is 0 .

c

De eerste cirkel heeft middelpunt M ( ‐2,2 ) en straal 2 2 ; de tweede cirkel heeft middelpunt N ( 5,1 ) en straal 8 2 .
M N = 50 = 5 2 , dus de afstand is 2 .

6

De kleine cirkel kan niet binnen de grote cirkel liggen, want dan is de maximale afstand 1 . We maken een schets.

figuur bij opgave 30

M N = 2 + 2 + 1 = 5 , dus O M = 5 2 2 2 = 21 .
Het middelpunt is dus ( 0, 21 ) of ( 0, 21 ) .

7

M is het punt ( 1,5 ) . Het punt ( 1,0 ) noemen we P . Dan M N = 4 + 8 + 1 = 13 , dus P N = 13 2 5 2 = 12 . Dus de eerste coördinaat van N is 1 + 12 = 13 of 1 12 = 11 .