9.9  Gemengde opgaven >
1

Zo’n 15 procent van de jongeren is te zwaar. Maar als je het jongeren zelf vraagt, vinden ze bijna allemaal dat ze in goede gezondheid verkeren. Dat blijkt uit cijfers van het CBS over 2010 tot en met 2012.

Veronderstel dat in een aselecte steekproef onder 500 jongeren in Nederland is gevraagd hoe zij hun gezondheid ervaren. De mogelijke antwoorden zijn: ‘slecht’, ‘matig’, ‘voldoende’ en ‘goed’.
462 jongeren beantwoorden de vraag met ‘goed’.

a

Wat is de populatie?

b

Wat is het meetniveau van de variabele ervaren gezondheid?

c

Bereken het 95 % -betrouwbaarheidsinterval voor de proportie jongeren in de populatie dat hun gezondheid als goed ervaart.

d

Is het 99 % -betrouwbaarheidsinterval breder of juist minder breed dan het 95 % -betrouwbaarheidsinterval?

2

Bij een onderzoek naar de gevolgen van het pilgebruik wordt onder andere de bloeddruk van vrouwen gemeten. In de tabel zie je gegevens (uitgedrukt in procenten) over de bloeddruk van vrouwen (in de leeftijdscategorie 25 34 jaar) die al meer dan een jaar de pil slikken (users) en vrouwen die dat niet doen (non-users).

Onderzoek hoe groot het verschil in bloeddruk is tussen de users en de non-users. Kies hiervoor een geschikte maat.

(hint)

Het meest voor de hand ligt hier om de effectgrootte te gebruiken. Met behulp van je GR kun je het gemiddelde en de standaardafwijking voor beide groepen berekenen. Maak daarbij gebruik van de klassenmiddens.

3

Gegeven is onderstaande kruistabel van favoriete vak en leerjaar.

a

Onderzoek hoe groot het verschil is tussen leerjaar 1 en 2 voor wat betreft het aantal leerlingen dat wiskunde als favoriete vak heeft.
Kies hiervoor een geschikte maat.

(hint)

Maak gebruik van de onderstaande, deels ingevulde tabel.

b

Bereken het 95 % -betrouwbaarheidsinterval voor de proportie leerlingen waarvan wiskunde het favoriete vak is.

4

We vergelijken de examenresultaten voor het vak wiskunde van twee scholen.
Voor het examen kun je 90 punten behalen. Als je 45 of meer punten hebt, krijg je een voldoende.

In de tabel kun je aflezen dat 48 leerlingen op school 1 een onvoldoende hebben gehaald voor het examen.

a

Kun je aan de hand van deze tabel aangeven of er sprake is van groot verschil tussen beide scholen?

Van beide scholen zijn de resultaten weergegeven in onderstaand cumulatief frequentiepolygoon.

b

Laat zien dat deze polygonen in overeenstemming zijn met bovenstaande kruistabel. Motiveer je antwoord.

c

Op welke school is het examen het beste gemaakt? Motiveer je antwoord.

d

Bereken het maximale cumulatieve percentageverschil ( max  V c p ) en bepaal of er sprake is van een groot verschil.

5

Wie een facelift laat uitvoeren, ziet er na de behandeling gemiddeld 3 jaar jonger uit. Wie meer jaren wil liegen, moet meer operaties laten uitvoeren en dus ook meer geld uitgeven. Dat is de conclusie van Amerikaanse en Canadese specialisten na onderzoek waarin aan 50 onafhankelijke proefpersonen werd gevraagd om foto’s van voor en na de operatie van 49  patiënten te beoordelen.
De patiënten waren tussen de 42 en 73 jaar oud op het moment van de operatie, met een gemiddelde leeftijd van 57  jaar. De patiënten werden ongeveer 2,1 jaar jonger ingeschat op de foto’s voor de operatie en 5,2 jaar jonger op de foto’s na de operatie. Gemiddeld leken de patiënten dus 3,1 jaar jonger na de operatie dan ervoor.

a

Wat is de populatie?

b

Hoe groot is de steekproefomvang?

Veronderstel dat de standaardafwijking van het gemiddeld aantal jaar dat men er na de faceliftoperatie jonger uitziet gelijk is aan 0,8 .

c

Bereken het 95 % -betrouwbaarheidsinterval voor het gemiddelde aantal jaren dat de patiënten er na een faceliftoperatie jonger uit zien.

d

Bereken hoe groot de steekproefomvang zou moeten zijn om met 95 procent betrouwbaarheid het gemiddeld aantal jaren dat men er jonger uitziet na een faceliftoperatie op 1  decimaal nauwkeurig te kunnen berekenen.

6

Er is veel onderzoek gedaan naar barbecueën, zij het bijna altijd door producenten die zelf baat hebben bij een bepaalde uitkomst. Toch zijn de resultaten interessant.
Uit recent onderzoek van Intomart in opdracht van producent Campingaz blijkt dat 44 procent van de ondervraagde groep Nederlanders en Belgen 1 tot 6 keer per jaar barbecuet. Een kwart van de ondervraagde doet dit 6 tot 11 keer per jaar. Veronderstel dat de volgende gegevens zijn verzameld, zie tabel hiernaast.

a

Bereken het maximale cumulatieve percentageverschil max  V c p .

b

Teken de boxplots en vergelijk deze met behulp van de vuistregels.

(hint)

Neem aan dat de waarnemingen binnen een klasse gelijkmatig over de klasse zijn verdeeld.

c

Bereken de effectgrootte.

(hint)

Bereken de effectgrootte. Met behulp van je GR kun je het gemiddelde en de standaardafwijking voor beide groepen berekenen. Maak daarbij indien nodig gebruik van de klassenmiddens.

d

Welke conclusie kun je trekken met betrekking tot het verschil tussen beide groepen?