5C.5  De gulden rechthoek >
1
a

De rechthoeken zijn niet gelijkvormig, maar dat is m.b.v. de diagonalen (evenwijdig of loodrecht) lastig te zien. Berekeningen moeten uitkomst bieden.

b

Grote rechthoek: lengte breedte = 13 8 = 1 5 8 = 1,625 ;
Kleinere rechthoek: lengte breedte = 8 5 = 1 3 5 = 1,6

c

lengte

8

5

3

2

1

breedte

5

3

2

1

1

2
a

De zijden van de overgebleven rechthoek zijn x 1 en 1 .

b

De korte zijde van de grote rechthoek is vermenigvuldigd met ( x 1 ) , dus de lange zijde van de grote rechthoek moet ook hiermee vermenigvuldigd worden.
De lengte van de lange zijde van de kleine rechthoek wordt dan x ( x 1 ) .
Maar de lengte van de lange zijde van de kleine rechthoek is gelijk aan 1 . Dus geldt: x ( x 1 ) = 1 .

c

x ( x 1 ) = 1 x 2 x = 1 x 2 x 1 = 0

d

De abc-formule geeft dat de positieve waarde voor x is: x = 1 + 5 2 = 1 2 + 1 2 5 1,618

3

Opmeten: de verhouding korte stuk lange stuk is ongeveer 1 1,62 0,62

4
a

Opmeten en de verhouding van de twee stukken uitrekenen; lang kort 1,62

b

Opmeten en de verhouding van de twee stukken uitrekenen; lang kort 1,62

5
a

Als je een lengte verdeelt die zich verhouden als 2 : 3 , dan wordt het ene stuk het 2 5 deel en het andere stuk het 3 5 deel.
Dus als je een lengte verdeelt die zich verhouden als 1 : φ , dan wordt het ene stuk 1 1 + φ deel van het lijnstuk en het andere deel het φ 1 + φ deel.
Dus voor het verdelen van een vierkant met zijde 6 wordt de zijde verdeeld in stukken met lengtes 1 1 + φ 6 2,29  cm en φ 1 + φ 6 3,71  cm.

b

De stukken zijn 1 1 + φ 8 3,06  cm en φ 1 + φ 8 4,94  cm.

6
a

De quotiënten geven nagenoeg de gulden verhouding weer.

b

De sommen van opeenvolgende getallen geven de daaropvolgende waarde.

c

Boven a staat a φ ; daarboven staat a φ φ = a φ 2

d

φ a ligt boven a . Daar weer boven ligt φ 2 a . Twee opeenvolgende waarden levert de nieuwe waarde op, dus a + φ a = φ 2 a .