1.8  Extra opgaven >
1

De politiechef van Amsterdam zegt op de tv bij een talkshow dat de criminaliteit relatief hoog is onder Marokkanen.

a

Vind jij dat iemand zo'n opmerking kan of mag maken?

b

Waarom is statistisch onderzoek hierbij belangrijk?

c

Hoe zou jij dit statistisch onderzoeken?

2

Een autobedrijf wil weten wat de klanten van het bedrijf vinden en stelt daarom een vragenlijst op.

Noem een aantal variabelen die daarbij een rol kunnen spelen.

3

Een klein onderzoek naar drugsgebruik onder jongeren leverde de volgende gegevens op.

a

Wat het verschil in percentage drugsgebruikers bij jongens en meisjes?

b

Wat is het verschil in percentage jongens bij drugsgebruikers en geen-drugsgebruikers?

We bekijken de resultaten van een tweede onderzoek naar drugsgebruik onder jongeren:

c

Vul de tabel verder in als er geen verschil is in drugsgebruik tussen jongens en meisjes.

d

Hoe ziet de tabel er bijvoorbeeld uit als er een extreem verschil in drugsgebruik is tussen jongens en meisjes?

4

De scores op een of andere variabele lopen van 120 tot 220. Ze worden verdeeld in tien klassen, met klassebreedte 10. Veronderstel dat de scores uniform verdeeld zijn, dat wil zeggen dat alle klassen evenveel scores tellen.

a

Wat zijn dan de kwartielen? En wat is de kwartielafstand?

b

Hoe ziet het steelbladdiagram eruit, als de steel bestaat uit "12", "13", …, "22”?

c

Teken de boxplot.

d

Hoe ziet het reepdiagram eruit?

e

Hoe ziet de dotplot eruit?

f

Hoe ziet de cumulatieve freqentiepolygoon eruit?

5

Mensen is gevraagd naar hun interesse voor de aanstaande verkiezingen voor het Europese parlement. De antwoorden worden weergeven in een reepdiagram. We bekijken vijf theoretisch mogelijke reepdiagrammen.

Zeg bij elk van deze reepdiagrammen in woorden wat het jou vertelt.

6

In een enquête is mensen met een hoog inkomen en mensen met een laag inkomen gevraagd of ze jaarlijks veel of weinig aan liefdadigheid gaven.

a

Is het mogelijk dat max. Vcp van de verdeling weinig/veel liefdadigheid in de twee inkomensgroepen 0% is?

b

Is het mogelijk dat max. Vcp van de verdeling weinig/veel liefdadigheid in de twee inkomensgroepen 100% is?

7

In een klas van 10 leerlingen zijn de proefwerkcijfers als volgt. Het gemiddelde is 7,7 en de sd is 0,78.

a

Reken dit na.

Hier staan nog vijf mogelijke resultaten van het proefwerk. Het is niet de bedoeling sd's van elk van deze apart uit te rekenen, maar om die te vergelijken met de gegeven sd van 0,78 van het voorbeeld hierboven.

resultaat 1
resultaat 2
resultaat 3
resultaat 4
resultaat 5
b

Zeg van elk van deze vijf resultaten of de sd groter is dan, kleiner is dan of gelijk is aan de sd van het voorbeeld hierboven.

8

In een enquête is aan mannen en vrouwen gevraagd of ze voor of tegen een zekere maatregel van de overheid zijn. Van de resultaten is een kruistabel gemaakt.

a

Wat is de odds-ratio van de verhouding voor : tegen tussen de mannen en de vrouwen? Schrijf je antwoord zo eenvoudig mogelijk.

b

Wat is de odds-ratio van de verhouding man : vrouw tussen de voor- en tegenstemmers? Schrijf je antwoord zo eenvoudig mogelijk.

9

Bekijk de twee cumulatieve frequentiepolygonen, van Amsterdammers en van Rotterdammers op een of andere variabele.

a

Hoe kun je zien welke stad de meeste spreiding in de antwoorden heeft?

b

Schets de boxplot van elk van de steden.

10

Een proefwerk was erg slecht gemaakt. Daarom gaf de lerares extra uitleg met daarna een herkansing. Bij de herkansing scoorde iedereen 2 punten hoger dan bij het eerste proefwerk.

a

Wat moet je nog weten om de effectgrootte van de extra uitleg op het proefwerkresultaat uit te kunnen rekenen?

De sd van het eerste proefwerk en de sd van de herkansing zijn bekend en zijn ongeveer even groot.

b

Wat is de grootste mogelijke waarde van de effectgrootte?

11

Van twee even grote groepen zijn de gemiddeldes van een variabele bekend.

Vul telkens het juiste woord "groter" of "kleiner" in:

Hoe groter Δ, des te ……… is de overlap, des te ………. is de spreiding, des te ……… is de effectgrootte.