1.4  Verschillen meten >
Maximale percentageverschil
1

max. Vcp = 10%. Er is weinig verschil tussen beide groepen.

2

Bij de hoogste waarde is cp altijd 100% en vandaar dat het verschil daar tussen de cp-en gelijk is aan 0% (100 – 100 = 0).

3

Alleen als er een natuurlijke volgorde is tussen de waarden van de variabele is het zinvol de percentages op te tellen tot cumulatieve percentages cp. En pas als je cp kunt bepalen, kun je ook Vcp en dus max. Vcp.

4

Voordeel van gemiddelde Vcp: situaties waarin meerdere grote verschillen zitten en situaties waarin slechts één groot verschil zit, kunnen zo onderscheiden worden.

5
a
b

Er is geen volgorde tussen de geslachten. “Het percentage ≤ vrouw” is onzin. Daarom is het niet zinvol cumulatief te percenteren, waardoor ook max. Vcp niet zinvol is.

c

Bij de jongens kiest 81% wiskunde B en bij de meisjes 65%. Dat is 16% verschil. Het kan ook anders. Bij de jongens wordt 4,3 keer zo veel wiskunde B als wiskunde A/C gekozen. Bij de meisjes is dat maar 1,8 keer zoveel. Je kunt dus zeggen dat de jongens 4,3 / 1,8 = 2,3 keer zoveel wiskunde B kiezen. En daarover gaat het volgende onderwerp. Maar misschien heb jij een heel andere verschilmaat verzonnen.

Odds-ratio
6
a

De verhouding man/vrouw bij de A/C-groep is 13 : 30 = 0,43.

b

Ja, de verhoudingen verschillen veel.

c

1,02 / 0,43 = 2,37 (als je niet tussentijds afrondt is de uitkomst 2,35)

7
a

De verhouding bij de mannen is: 56 : 13 = 4,31; de verhouding bij de vrouwen is: 55 : 30 = 1,83. De odds-ratio tussen de mannen en de vrouwen is dus 4,31 / 1,83 = 2,36 (als je niet tussentijds afrondt is de uitkomst 2,35).

b

Nee. Dat is geen toeval, want 56 13 / 55 30 = 56 55 / 13 30 .

8
a

1

b

De odds-ratio is erg groot.

9

In de A/C-groep is de verhouding 33 : 10 = 3,3; in de B-groep is de verhouding 74 : 37 = 2. De odds-ratio is dus 3 , 3 / 2 = 1 , 65 . Dat wil zeggen dat de ongelijkheidsverhouding niet zo groot is.

10
a
b

In de A/C-groep is de verhouding 30 : 13 = 2,3; in de B-groep is de verhouding 81 : 30 = 2,7. De odds-ratio is dus 2 , 7 / 2 , 3 = 1 , 17 .

11
a
b

max. Vcp = 30,6 % en dat is een (zeer) groot verschil.

c

De odds-ratio is hier niet mogelijk, omdat de variabele cijfwis meer dan twee waarden heeft.

d
e

In de A/C-groep is de verhouding 31 : 12 = 2,58. In de B-groep is de verhouding 45 : 66 = 0,68. De odds-ratio is 2,58 / 0,68 = 3,79

12

Vergelijk de odds-ratio's van opgave 36, 38, 39 en 40.

De odds-ratio op de variabele cijfwis.