4.11  Extra opgaven
1

Teken op de GR de grafiek van de functie f ( x ) = 0,15 x 5 x 3 .

a

Bereken algebraïsch de richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de grafiek in het punt met x = 1 en ook in het punt met x = 2 .

b

Stel langs algebraïsche weg een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in elk van deze punten.

c

Bereken algebraïsch de coördinaten van de punten van de grafiek waarin de raaklijn horizontaal is.

d

Hoe zie je aan de formule van f dat de grafiek symmetrisch is in het punt ( 0,0 ) ?

2

f ( x ) = x ( x 2 ) 2 en g ( x ) = x 3 + x 2 2 + 5 .

a

Bereken algebraïsch voor welke x geldt: f ( x ) = 0 .

b

Bereken algebraïsch voor welke x geldt: f ' ( x ) = 0 .

c

Bereken algebraïsch voor welke x geldt: g ( x ) = 0 .

d

Bereken algebraïsch voor welke x geldt: g ' ( x ) = 0 .

3

Hiernaast staat de grafiek van een functie f , waarvan de formule onbekend is. Anneke kent de formule wel en heeft daarmee de gemiddelde helling uitgerekend op het interval [ 1 ; 1,01 ] .
Ook heeft Anneke de gemiddelde helling uitgerekend op het interval [ 0,99 ; 1 ] .
Tenslotte heeft Anneke de gemiddelde helling uitgerekend op het interval [ 0,99 ; 1,01 ] .

a

Welke van de drie gemiddelde hellingen is het kleinst en welke het grootst? Waarom?

b

Welke van de drie gemiddelde hellingen is de beste benadering van de helling van de grafiek van f in het punt ( 1,2 ) zelf? Waarom?

4

Van een functie f weten we een formule voor de afgeleide functie:
f ' ( x ) = x 3 + x 2 + x + 1 . Bovendien weten we dat de grafiek door het punt ( 0,3 ) gaat.

a

Stel een formule op van de functie f .

b

Laat zien dat f ' ( x ) = ( x 2 + 1 ) ( x + 1 ) .

c

Geef en zo groot mogelijk x -interval waarop de functie f dalend is.

5

De snelste hardloper in de dierenwereld is de cheetah. Hij kan erg snel een grote snelheid bereiken; hij kan echter deze grote snelheid maar kort volhouden.

We rekenen de tijd in seconden. Op tijdstip 0 staat de cheetah nog stil. Dan begint hij met zijn sprint. Na 45  seconden is die afgelopen. De afgelegde weg noemen we s (in meters).
Er gelden de volgende formules:

s = t 2

voor 0 t 15 ,

s = 30 t 225

voor 15 t 30 ,

s = t 2 + 90 t 1125

voor 30 t 45 .

a

Hoe groot is de afstand die de cheetah aflegt?

b

Bereken de gemiddelde snelheid gedurende de eerste 15  seconden.

c

Bereken de gemiddelde snelheid gedurende de totale 45  seconden.

d

Bereken op welke tijdstippen de snelheid van de cheetah 20  m/s was.

e

Wat is de versnelling in elk van de drie periodes van 15  seconden? (De versnelling is de afgelede van de snelheid.)

f

Schets (zonder te rekenen) de vorm van de tijd-afstand-grafiek voor 0 t 45 .

6

Teken op de GR de grafiek van f ( x ) = x 3 + 2 x 2 + x .

a

Bereken algebraïsch de nulpunten van f .

b

Bereken de hoek die de grafiek van f met de x -as maakt in de oorsprong.

c

Bereken exact de x -coördinaten van de punten van de grafiek van f waar de richtingtingscoëfficiënt 0 is.

d

Stel langs algebraïsche weg een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek in het punt met eerste coördinaat  1 .

e

Stel langs algebraïsche weg een vergelijking op van de buigraaklijn. Laat de breuken in je antwoord staan.

7

Teken op de GR de grafiek van y = 2 3 x 3 .

a

Bereken exact de coördinaten van de punten op de grafiek waar de helling 1 2 is.

Er zijn twee raaklijnen aan de grafiek met helling 2 . Eén van die raaklijnen heeft vergelijking y = 2 x 1 1 3 .

b

Bereken langs algebraïsche weg een vergelijking van de andere raaklijn met helling 2 .

c

Controleer je antwoord met de GR.

8

Hiernaast staat de grafiek van een functie f met daarop het punt P ( 1,2 ) . De punten Q en R liggen ook op de grafiek, dicht bij P : Q ( 1,01 ; 2,016 ) en R ( 0,99 ; 1,982 ) .

Hoe groot schat jij op grond hiervan dat de helling van de grafiek in het punt P is?

9

Hiernaast staat de grafiek van een functie f . Gegeven is dat f ( 2 ) = 1 en f ' ( 2 ) = 1 2 .

a

Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt met x = 2 .

De functie g is drie maal de functie f plus 2 .
Dus: g = 3 f + 2 .

b

Stel een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van g in het punt met x = 2 .

(hint)
Bereken eerst g ( 2 ) = ... en g ' ( 2 ) = ... .

10

Teken op de GR de grafiek van f ( x ) = x 3 + 3 x 2 .

a

Los algebraïsch op: f ( x ) 0 .

b

Bereken op welk interval f dalend is.

c

Stel algebraïsch een vergelijking op van de raaklijn aan de grafiek van f in het punt met x = 1 .

Een horizontale lijn y = p snijdt de grafiek van f in drie verschillende punten.

d

Bereken voor welke getallen p dat het geval is.

11

Een ballon wordt losgelaten op tijdstip 0 . Hieronder staat de tijd-hoogte-grafiek van de ballon. De hoogte h boven de grond wordt gemeten in meters, de tijd t in seconden.

a

Wanneer stijgt de ballon het snelst, in het begin of later?

b

Bepaal met behulp van de grafiek de gemiddelde stijgsnelheid (in m/s) van de ballon op het tijdsinterval [ 2,8 ] .

c

Bepaal met behulp van de grafiek de stijgsnelheid (in m/s) van de ballon op het tijdstip 2 .

d

Schets de grafiek van de stijgsnelheid als functie van de tijd.

12

f ( x ) = 3 x 2 15 x + 1 .

a

Schrijf de formule van deze parabool met behulp van kwadraatafsplitsen in de topvorm.

b

Hoe volgt uit het antwoord van vraag a wat de minimale waarde van f ( x ) is?

c

Controleer je antwoord op vraag b met differentiëren.

13

Hieronder is van een functie f aangegeven waar f ( x ) positief, nul en negatief is en ook waar f ' ( x ) positief, nul en negatief is.

Schets de grafiek van een mogelijke functie f .

14

Hieronder staat de tijd-afstand-grafiek van een auto.

Je kunt goed zien dat de weg waarover de auto reed een vrij scherpe bocht maakte.

a

Waaraan zie je dat?

Een bijbehorende formule is: A = t 3 6 t 2 + 16 t , waarbij A de afstand is in hectometers (gerekend vanaf een zeker punt langs de weg) en t de tijd is in minuten.

b

Geef een formule voor de snelheid van de auto (in hectometers per minuut).

c

Bereken algebraïsch op welke tijdstippen t de snelheid 60  km/uur is. Rond je antwoorden af op 2 decimalen.
Let op de eenheid!

15

Teken op de GR de grafiek van de functie f ( x ) = x 4 7 x 2 + 12 .

a

Bereken exact de coördinaten van de snijpunten van de grafiek van f met de x -as.

(hint)
Denk aan de substitutie p = x 2 .

b

Bereken exact het minimum van f ( x ) .

Verder is gegeven de functie g ( x ) = f ( x ) + p .

c

Bepaal p zodat de grafiek van g de x -as raakt.

Op de grafiek van f liggen punten A en B op gelijke hoogte. De x -coördinaat van A noemen we a . We maken een rechthoek met punten C en D op de x -as zoals in de figuur.

d

Leg uit dat de oppervlakte van rechthoek A B C D gelijk is aan 2 a 5 14 a 3 + 24 a .

e

Bereken met differentiëren voor welke waarde van a de oppervlakte van rechthoek A B C D maximaal is. Rond je antwoord af op 3 decimalen.

16

Hieronder is een deel van de parabool y = x 2 getekend en een deel van de lijn y = 2 .
De punten P ( 2,4 ) en Q ( 1,1 ) liggen op de parabool.
Het lijnstuk P Q snijdt de lijn y = 2 in het punt S .
T is het snijpunt van de parabool en de lijn y = 2 .

a

Bereken de lengte van S T in twee decimalen.

Bij de volgende vragen laten we Q tussen O en T over de parabool bewegen, terwijl P het punt ( 2,4 ) blijft. Lijnstuk P Q verandert steeds van richting en punt S verandert van plaats. De x -coördinaat van Q noemen we a .

b

Toon aan dat de richtingscoëfficiënt van P Q gelijk is aan 2 + a .

c

Toon aan dat de x -coördinaat van S is:
2 2 2 + a .

d

Bereken voor welke waarden van a de lengte van lijnstuk S T kleiner is dan 0,01 . Geef de grenzen in twee decimalen nauwkeurig.

17

Een piramidevormige trechter is aan de bovenkant open. De bovenkant is 4 bij 4  cm en de diepte van de trechter is 4  dm. We gieten water in de trechter.

De waterhoogte noemen we h , de bijbehorende oppervlakte van de waterspiegel noemen we O ( h ) en de waterinhoud I ( h ) .

a

Druk O ( h ) uit in h .

Gegeven is dat I ' ( h ) = O ( h ) .

b

Welke formule voor I ( h ) volgt hieruit?

c

Hoeveel dm³ water kan de trechter bevatten?