Statistische variabelen
1
a

geslacht, geboortejaar, geboortemaand, gewicht, lengte, gemiddeld cijfer over alle vakken, aantal uren huiswerk per week, wiskunde A of B, gekozen profiel, met plezier naar school

b

Bijvoorbeeld:
kwalitatief: geslacht, geboortemaand en profiel
kwantitatief: geboortejaar, gewicht en lengte

c

Nee, want er wordt geen hoeveelheid mee aangegeven.

d

Eenvoudig te meten, nauwkeuriger of onnauwkeuriger heeft weinig zin.

e

Linker weegschaal: analoog en continu, elke meetwaarde kan worden afgelezen.
Rechterweegschaal: digitaal en discreet, het weergegeven gewicht wordt afgerond (bijv. afgerond op 10  gram, of op 100  gram).

f

De gemiddelde maandtemperatuur geeft één meetwaarde per maand, dus verspringt van maand tot maand en tussenliggende waarden hebben geen betekenis.

2

geboortejaar: discreet, 1990 t/m 1994 (of 90 t/m 94)
gewicht: continu, (ongeveer) 60 t/m 100  kg
lengte: continu, (ongeveer) 150 t/m 210  cm
aantal talen: discreet, 1 t/m 4
cijfer voor wiskunde (heel cijfer): discreet, 1 t/m 10
cijfergemiddelde : continu, 1 t/m 10
huiswerk (aantal uren per week): discreet, 1 t/m 21

Dotplot
3
a

196  cm; 200  cm

b

165  cm en 168  cm komen beide 13  keer voor.

c

-

d

Nummer 149 .

e

-

f

Wouters gewicht is redelijk hoog; zijn cijfergemiddelde is laag t.o.v. de rest van de groep.

4
a
b

165  cm ; 13

c

156  cm ; 196  cm

d

De meting van 196  cm ligt erg ver van de rest af.

e

Voordeel: je kunt soms makkelijker in 1 oogopslag de waarden aflezen.
Nadeel: als steelgetal en bladgetallen niet makkelijk samen te stellen zijn, is een steelbladdiagram slecht te lezen.

Staafdiagram, histogram en frequentiepolygoon
5

35 van de 154 , dus ongeveer 23 % .
(Let op: maak klassenindeling met klasse van 181 t/m ... etc., omdat anders de leerlingen met 180 cm ook worden meegeteld.)

6
a

ja ; volgorde niet van belang

b

ja ; volgorde wel van belang

c

Omdat er maar 4  jaren voorkomen.

d

ja ; volgorde wel van belang

e

De dagelijkse reistijd naar school: kwantitatief, continu, volgorde belangrijk, staafdiagram wel zinvol.
Het aantal lesuren per week: kwantitatief, discreet, volgorde belangrijk, staafdiagram wel zinvol.
De muziekvoorkeur: kwalitatief, volgorde niet belangrijk, staafdiagram wel zinvol.
Het belang van bewegingsonderwijs voor iedereen: kwalitatief, volgorde van belang, staafdiagram wel zinvol.

7
a

-

b

Wouters gewicht ( 68 kg) is redelijk hoog; zijn cijfergemiddelde ( 7,5 ) zit ongeveer in het midden van de groep. In tegenstelling tot de dotplot weet je nu niet meer precies hoeveel anderen er meer wegen of een lager cijfer hebben.

8
a

De cijfers zijn omlaag gegaan.

b

De docent van H4C heeft dezelfde klassenbreedte gebruikt maar de klassengrenzen veranderd. De middelste klasse omvat nu alle leerlingen waarvan het cijfer ongeveer gelijk is gebleven.

9
a

-

b

-

c

7 % , gebruik het histogram met een klassenbreedte van 5  cm.

d

Nee, want 182  cm bevindt zich in een klasse (bijvoorbeeld de klasse 180 - 185 bij een klassenbreedte van 5  cm) en je weet niet hoeveel leerlingen uit de klasse langer dan 182  cm zijn.

e

Je krijgt een beter overzicht van de verdeling van de lengtes.

f

De ruwe data is niet meer zichtbaar en alleen schattingen voor waarden in klassen zijn nog mogelijk.

g

Je krijgt steeds minder klassen en verliest daardoor nog meer van de precieze gegevens.

10
a

klassenbreedte 1,0 ; klassenmiddens 7,0 ; 8,0 enz.

b

klassenbreedte 5 ; klassenmiddens 22,5 ; 27,5 ; enz.

c

klassenbreedte 50 ; klassenmidden 224,5

d

Lengte, gewicht, gemiddelde cijfer, huiswerk. Dit zijn kwantitatieve variabelen met een redelijke spreiding.

Cumulatieve frequentie
11
a

-

b

Je ziet meteen dat Wouters gewicht redelijk hoog is en zijn cijfergemiddelde laag t.o.v. de rest van de groep.

12

Bij een somfrequentiepolygoon staan de stippen altijd boven de rechter grens van een klasse: je leest immers af hoeveel mensen een lengte hebben tot en met het einde van een klasse. Dat is dus anders dan bij een gewoon frequentiepolygoon. Daar staan de stippen boven de klassenmiddens. De eerste stip staat boven de linker grens van de eerste klasse aangezien alle waarnemingen boven de linker grens van de kleinste klasse zitten.

13
14
a

19 %

b

-

c

-

d

58 % ; 8 %

e

tussen 155 en 168  cm ; tussen 160 en 181  cm

f

tussen 173 en 200  cm ; tussen 186 en 205  cm

Verschillende representaties, verschillende informatie
15
a

De derde: de meeste bolletjes zitten links, dus aan de linkerkant moeten de sommen telkens flink stijgen, terwijl de sommen aan de rechter kant heel weinig zullen stijgen (weinig bolletjes).

b

Ja, met moeite; nee, niet direct (beide antwoorden zijn correct).

c

Nee, je weet immers niet hoe de aantallen binnen een klasse zijn verdeeld.

d

Beschrijving schetsje aan de hand van de eerste klasse: in plaats van één klasse ( 8,0 - 8,4 ) krijg je vijf klassen tussen 8,0 en 8,5 en ieder van de vijf klassen heeft dezelfde frequentie, nl. 10 : 5 = 2 . Je verdeelt de tien waarnemingen tussen 8,0 en 8,5 dus evenredig over de vijf klassen: je weet niet hoe de waarnemingen in werkelijkheid waren verdeeld over deze vijf klassen (als je alleen dit staafdiagram met klassen van 0,5  seconde hebt) en daarom ziet dit schetsje er anders uit dan de dotplot.

e

In de diagrammen met klassenindelingen - zoals het histogram - kun je makkelijker direct zien wat de meest gesprinte tijden waren. In de dotplot moet je daar meer moeite voor doen. De klassenindeling werkt als een samenvatting en dat maakt het makkelijker om de meest gesprinte tijden snel af te lezen.

f

Een somfrequentiepolygoon.