1

In een klas is de verhouding tussen het aantal meisjes en het aantal jongens 3 : 4 .

a

Hoeveel jongens zijn er in deze klas als er 9  meisjes zijn?

b

Hoeveel leerlingen zijn er in deze klas als er 16  jongens zijn?

In een andere klas is de verhouding tussen het aantal meisjes en het aantal jongens 5 : 3 .

c

Hoeveel meisjes zijn er in deze klas als er in totaal 32  leerlingen zijn?

2

Voor goed beton meng je de hoeveelheden cement, zand en grind in de verhouding 1 : 2 : 3 .

a

Hoeveel kg beton kun je maken met 25  kg cement?

Voor de fundering van een groot hek is 1800  kg beton nodig.

b

Hoeveel zakken cement van 25  kg heb je daarvoor nodig?

c

En hoeveel zakken grind van 50  kg heb je nodig?

3

Sven Kramer schaatst een wedstijd over 10  km. Dat doet hij op een zogenaamde 400 -meter baan. Noem het aantal afgelegde rondjes n en het aantal afgelegde kilometers k .

a

Vul de volgende tabel verder in.

n

1

2

5

10

15

25

k

b

Geef een formule voor het verband tussen n en k .

c

Hoe ziet de grafiek van het verband eruit?

Over de afstand van 10  km doet Sven 12  minuten en 55  seconden. Noem het aantal seconden dat hij daarvoor nodig heeft t .

d

Hoelang doet hij over één ronde?

e

Vul de volgende tabel verder in.

n

1

8

15

t

124 310 651
f

Geef een formule voor het verband tussen n en t .

4

Een patiënt krijgt een infuus toegediend met 600  ml 1,5 % zoutoplossing. Dat infuus moet met een snelheid van 90  ml per uur in zijn geheel worden toegediend. Een ml bevat 20  druppels.

a

Hoelang duurt het toedienen van dit infuus?

b

Bereken de druppelsnelheid (in aantal druppels per minuut).

5

Een patiënt krijgt een infuus toegediend met 300  ml 5 % glucoseoplossing. Dat infuus moet in 2  uur worden toegediend. Een ml bevat 20  druppels.

a

Hoeveel ml glucose krijgt deze patiënt toegediend?

b

Bereken de druppelsnelheid (in aantal druppels per minuut).

6

Een broek is afgeprijsd van 129  euro naar 89  euro.

a

Hoeveel procent korting krijg je op deze broek?

Een doorlopende reisverzekering kost 45  euro per jaar, dat is inclusief 7 % assurantiebelasting.

b

Hoeveel kost deze verzekering exclusief assurantiebelasting?

Een fiets is 30 % afgeprijsd en kost nu 385  euro.

c

Wat was de vorige prijs van de fiets?

7

Een zeker artikel wordt eerst 30 % in prijs verhoogd en daarna (ten opzichte van de nieuwe prijs) weer 30 % in prijs verlaagd.

a

Is de laatste prijs hoger of lager dan de oorspronkelijke prijs?

b

Hoeveel procent is de laatste prijs lager dan de oorspronkelijke prijs?

8

Hieronder staan de autoverkopen in 2009 in vergelijking met 2008 in Nederland van de tien grootste merken.

no.

merk

afzet '09

afzet '08

verschil

1-1

Volkswagen

38.182

46.156

17,3 %

2-5

Toyota

37.487

39.096

4,1 %

3-2

Ford

43.539

15,6 %

4-4

Peugeot

29.642

26,6 %

5-3

Opel

26.180

40.870

35,9 %

6-6

Renault

23.662

37.715

37,3 %

7-7

Citroën

20.042

24.218

17,2 %

8-8

Fiat

16.896

21.373

9-10

Fiat

15.252

16.844

9,5 %

10-11

Volvo

13.843

16.522

16,2 %

a

Bereken welke getallen er op de lege plekken moeten worden ingevuld.

Welk merk de grootste daler is, hangt ervan af hoe je het bekijkt.

b

Zoek de twee grootste dalers als je kijkt naar de:

  • absolute stijging,

  • relatieve stijging.

c

Is het altijd zo dat de grootste relatieve daler ook de grootste absolute daler is?

Volkswagen en Citroën verliezen procentueel ongeveer evenveel, maar hun absolute verliezen verschillen wel veel.

d

Leg uit hoe dat komt.

Iemand neem het gemiddelde van de percentages uit de laatste kolom op: hij vindt: 20,1 % . En hij berekent totale afzet van de tien merken in 2009 en 2008; die zijn: 257.933 en 326.717 .

e

Hoeveel procent is de totale afzet gedaald?

f

Hoe komt het dat dat niet helemaal hetzelfde is als de 20,1 % ?

9

De grafiek is afkomstig uit het testrapport van een auto. Uit de grafiek kun je de snelheid van de auto na een aantal seconden aflezen. Ook zijn de schakelmomenten aangegeven.

a

Wat is de snelheid na 20  seconden?

b

Na hoeveel seconden rijdt de auto 90  km/uur?

c

Bij welke snelheden wordt in deze auto in de tweede versnelling gereden?

d

Neem onderstaande drie regels over en vul de aantallen seconden in.

  • van 0 tot 40  km/u in ... seconden

  • van 40 tot 80  km/u in ... seconden

  • van 80 tot 120  km/u in ... seconden

Boven de grafiek staat “acceleratie vanaf stilstand”. Acceleratie is een ander woord voor versnelling. Dit is niet hetzelfde als snelheid. De versnelling zegt iets over de mate waarin de snelheid verandert.

e

Teken op het werkblad eenzelfde grafiek voor een auto met een minder goede acceleratie en dezelfde topsnelheid.
Ook voor een auto met een betere acceleratie en dezelfde topsnelheid.

10

Mark doet voor biologie een onderzoek naar de voortplanting van fruitvliegjes. In een oud aquarium stopt hij 200  fruitvliegjes en wat rottend fruit. Elke dag telt hij hoeveel fruitvliegjes er zijn. Deze gegevens heeft hij in een tabel gezet.

dag

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

aantal fruitvliegjes

200

220

240

265

290

320

355

390

430

480

Een van de opdrachten bij het onderzoek is om een model te bedenken voor de groei van het aantal fruitvliegjes. Mark onderzoekt twee verschillende modellen.

  • Het aantal vliegjes neemt elke dag met 30 toe.

  • Het aantal vliegjes neemt elke dag met 10 % toe.

Onderzoek welk van de twee modellen het best past bij Marks metingen.