26.2  Rechte lijnen in de praktijk >
Evenredige verbanden
1
2
a

Van alles 2 keer zoveel.

b

Van alles 400 : 250 = 1,6  keer zoveel.

c

Allemaal ook 3 keer zoveel doen.

d

Je hebt 300 : 250 = 1,2  keer zoveel bakmeel, dus ook 1,2 keer zoveel deeg.
Dus 1,2 400 = 480  gram deeg.

e

s = 20 250 b = 0,08 b en t = 30 250 b = 0,12 b

f

b = 250 20 s = 12 1 2 s en b = 250 30 t = 8 1 3 t

g

Je hebt 45 : 20 = 2 1 4  keer zoveel suiker, dus heb je ook 2 1 4  keer zoveel bakmeel.
Dus 2 1 4 250 = 562 1 2  gram bakmeel.
Formule b = 12 1 2 s is dan handig.

h

12 1 2 s = 8 1 3 t
s = 8 1 3 12 1 2 t = 2 3 t

1s
2s
a

18 20 16,30 = € 14,67

b
T

18

20

30

40

54

E

14,67

16,30

24,45

32,60

44,01

c

Dan wordt E ook 6 keer zo groot.
Dan wordt E ook 3,1 keer zo groot.

d

40,74 : 5 = € 8,148 voor 10.000.000 TRL
25,42 : 3,135 = € 8,018 voor 10.000.000 TRL
Dus op 11 mei goedkoper.

Met beginwaarde ongelijk aan nul
3
a
b

K = 10 x

c

Ja, als je bijvoorbeeld twee keer zo vaak gaat, betaal je ook twee keer zoveel.

d

Zie opgave a.

e

Z = 6 x + 50

f

Nee, als je bijvoorbeeld twee keer zo vaak gaat, betaal je niet twee keer zoveel.

g

Minimaal 13 keer.

4
a
b

Zie opgave a.

c

y = 0,7 x + 10.000

d

y = 0,8 x + 10.000

e

Het getal waarmee x vermenigvuldigd wordt is bij diesel groter.

f

y = 0,95 x + 10.000

g

Die van de stookolie, want 0,95 > 0,8 .

5
a
b

y = 0,7 x + 13.000

c

Omdat in beide formules x met hetzelfde getal vermenigvuldigd wordt.

d

Omdat de tankwagen leeg meer weegt, want 13.000 > 10.000 .

e

De grafiek begint lager, maar loopt wel evenwijdig.

6
a

y = 60 x + 800 (twee-aderig), y = 80 x + 800 (drie-aderig) en y = 30 x + 800 (tweeling).

b
c

Die, waarbij het getal waarmee x vermenigvuldigd wordt, het grootst is.

d

60 x + 800 = 3110
60 x = 2310
x = 38 1 2  m, dat is 3850  cm.