27.6  Speciale driehoeken >
1
a

1 , want B is het midden van A D .

b

3

c

16 en 8 3

d

192 = 64 3 = 8 3

De 45-45-90-graden driehoek
2
a

De driehoek is gelijkbenig want hij heeft twee hoeken van 45 ° .
B C = 2

b

Met gelijkvormigheid vind je 10 2 en met de stelling van Pythagoras 200 .
200 = 100 2 = 10 2

Werken met de speciale rechthoekige driehoeken
3
a

5 en 5 3

b

De korte rechthoekszijde is dan 6 : 3 = 2 3 en de schuine zijde 6 : 3 = 4 3

c

De korte rechthoekszijde is dan 2 3 3 en de schuine zijde 1 1 3 3

d

De lange rechthoekszijde is 3 3 en de schuine zijde is 6 .

4
a

Teken een hoek A van 56 ° . Pas op één been 6 cm af, dat geeft het punt C . Noem het andere been k . Teken bij C een hoek van 180 60 45 = 75 graden. Het ene been is A C , het andere been noemen we m . Het snijpunt van m en k is B .

b

Zie plaatje.
D C is een hoogtelijnstuk. Driehoek A D C is een 30 60 90 -graden driehoek, dus A D = 3 en C D = 3 3 .
Driehoek B D C is een 45 45 90 -graden driehoek, dus B D = 3 3 en B C = 3 6
A B = 3 + 3 3

5
a

b = 3 , α = 30 ° , β = 60 °

b

sin ( 30 ° ) = 1 2 , cos ( 30 ° ) = 3 2 = 1 2 3 en tan ( 30 ° ) = 3 3 = 1 3 3

c

sin ( 60 ° ) = 3 2 = 1 2 3 , cos ( 60 ° ) = 1 2 en tan ( 60 ° ) = 3

d

c = 2 en α = β = 45 °

e

sin ( 45 ° ) = cos ( 45 ° ) = 1 2 2 en tan ( 45 ° ) = 1

6
a

A P = 2 3 en B P = 4 3

b

36 6 2 3 = 36 12 3

c

D P = 6 2 3 en D R = ( 6 2 3 ) 3 = 6 3 6 , dus Q R = 6 3 6 ( 6 2 3 ) = 8 3 12