A4-tje: 210 bij 297 mm
A5-je: 149 bij 210 mm
en ook
Nee, want ze zijn niet even lang, terwijl hun hoofden wel even groot zijn!
De verhoudingen zijn nagenoeg gelijk; dus zijn de enveloppen praktisch gelijkvormig.
De hoogtes verhouden zich als .
De breedtes verhouden zich als .
De lengtes verhouden zich als .
Deze verhoudingen zijn erg verschillend, dus zijn de dozen niet gelijkvormig.
De schaduw van de lantaarnpaal is: m
De boom is: m hoog.
, dus
en en
Gelijke hoeken, dus zijn de driehoeken gelijkvormig.
De gelijkvormigheidsfactor is .
en .
Vanwege evenwijdigheid zijn de twee hoeken gelijk en ook de twee hoeken (F-hoeken). En als twee driehoeken dezelfde hoeken hebben zijn ze gelijkvormig.
De factor is .
en
, en .
De twee driehoeken hebben gelijke hoeken en zijn dus gelijkvormig.
Die zijn keer zo lang, dus 9, 12 en 15.
Ja, want ze hebben dezelfde hoeken als de hele driehoek, namelijk , en .
Omdat twee zijden van het trapezium evenwijdig zijn, zijn de twee hoeken gelijk en ook de twee hoeken (Z-hoeken). En als twee driehoeken dezelfde hoeken hebben zijn ze gelijkvormig.
De factor is .
Het grootste stuk is van 6, dat is 3,75;
en het kleinste is van 6, dat is 2,25.
Gelijkvormigheidsfactor is .
Dus , dus .
Dus .
Gelijkvormigheidsfactor is .
Dus .
Dus en .